Chai

In vele talen betekent chai simpelweg ‘Thee’. Zo kan je in Rusland, Turkije, Afghanistan en vele andere landen een ‘chai’ bestellen en je zult een zwarte thee krijgen. Voor de chai die bekend is in het grootste deel van Europa, gaan we naar India. Vroeger kwam alle zwarte thee uit China, niet uit Japan en India dus. De Britten hebben hier in 1800 verandering in gebracht door thee te gaan telen in India, een kolonie van hen.

De geteelde thee van de Britten was grotendeels voor export, maar de laagste kwaliteit, het gruis, kon niet geëxporteerd worden wegens gebrek aan kwaliteit. Doordat India een land is wat rijk aan haar specerijen is, maskeerde de Indiërs de smaak van chai doormiddel van kruiden. Later werd door de Indiërs ook melk toegevoegd, wat de chai maakte zoals wij hem vandaag kennen.

De basis van chai is een pure zwarte of groene thee. Hierdoor is chai erg rijk aan antioxidanten, die op hun beurt bijvoorbeeld de bloeddruk verlagen en de kans op een beroerte verkleinen. Vaak zit er in chai ook gedroogde gember. Gedroogde gember stimuleert de werking van het immuunsysteem, helpt tegen misselijkheid en gaat brandend maagzuur tegen.

Om chai te maken, begin je met het koken van een halve kop water en een halve kop melk warm te maken. Wanneer je geen melk toevoegt, raden wij je aan je chai enkele minuten te laten trekken. Wanneer je wel melk toevoegt, dient de chai sterker gezet te worden. De vuistregel wat betreft de hoeveelheid is één eetlepel per kop. De trektijd hangt dan af van het gebruik van melk. Net als met elke andere thee kan je variëren en spelen met de hoeveelheid chai per kop en de trektijd van een kop chai.